Gegevensdeling om de diagnose of behandeling voort te zetten of te vervolledigen

Deze webpagina werd gecreëerd op 26/06/2023.

Gebruikte afkortingen:

  • WUG = gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;
  • WPR = wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt;
  • KW = wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg;
  • DC = koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de voorschriften inzake de plichtenleer van de psycholoog (deontologische code).

    Inleiding

    Tijdens de begeleiding van een patiënte, Sarah, merk ik als klinisch psycholoog op dat de hulpvraag van Sarah verandert. Daar waar de begeleiding startte met moeilijkheden op het werk, richt de hulpvraag zich nu op een traumatisch evenement in haar verleden. Ik vermoed dat Sarah aan een posttraumatisch stresssyndroom lijdt, een domein waarover ik weinig expertise heb, en meen dat een klinisch psycholoog met een uitgebreidere expertise in dit domein een betere begeleiding zou kunnen garanderen. Na dit te hebben doorsproken met Sarah en haar een aantal mogelijke contacten te hebben doorgegeven, laat Sarah mij weten dat ze ervoor gekozen heeft om haar begeleiding voort te zetten bij één van de door mij aangeraden klinisch psychologen. Deze klinisch psycholoog vraagt mij om informatie over de begeleiding van Sarah door te geven met het oog op een goede voortzetting van de behandeling.

    Onder welke voorwaarden kan of moet ik deze informatie delen met de nieuwe behandelend klinisch psycholoog?

    Na een jaar in begeleiding te zijn geweest bij klinisch psycholoog Ibrahim, wens ik bij een andere klinisch psycholoog de behandeling voort te zetten. De nieuwe behandelend klinisch psycholoog, Clara, meent dat het nuttig zou zijn voor een goede start van de behandeling om bepaalde informatie over mijn traject bij Ibrahim op te vragen en vraagt of ik akkoord ga met een dergelijke gegevensuitwisseling.

    Hoewel ik als patiënt begrijp waarom dergelijke gegevensuitwisseling nuttig kan zijn, wil ik vooraleer ik kan toestemmen, eerst te weten komen welke informatie juist gedeeld zal worden. Zal Ibrahim enkel die informatie delen die nuttig is voor de voortzetting van mijn behandeling of zal hij werkelijk alle informatie in mijn patiëntendossier met Clara delen?


    Rekening houdend met het toestandsbeeld van mijn patiënt Adam, schat ik in dat hij best ook door een psychiater wordt opgevolgd. Na dit met Adam te hebben besproken, gaat hij hiermee akkoord. Adam zou dit graag doen bij de psychiater die binnen mijn groepspraktijk werkt. Mijn collega heeft ruimte om de opvolging op zich te nemen en een afspraak wordt ingepland. Ik wens de psychiater informatie te bezorgen over de begeleiding die belangrijk is voor de medicamenteuze opvolging om de behandeling door de psychiater vlot te laten opstarten. Ik heb hiervoor ook de toestemming van Adam gekregen.

    Mag ik als klinisch psycholoog dergelijke gegevens delen met een psychiater of kan dit enkel met andere klinisch psychologen? Op welke manier dien ik dergelijke gegevens mee te delen (schriftelijk dan wel mondeling, als kopie of in de vorm van een verslag)?


    De bovenstaande situaties worden geregeld door artikel 19 van de Kwaliteitswet. Artikel 19 van de Kwaliteitswet heeft betrekking op het delen van informatie onder gezondheidszorgbeoefenaars [1] (met inbegrip van de klinisch psychologen) en creëert een kader voor de uitwisseling van gegevens. Het gaat hier om een wettelijke uitzondering op het beroepsgeheim die, wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, ook een verplichting tot informatieoverdracht met zich meebrengt.

    Is deze uitzondering van toepassing op uw situatie? In dat geval hoeft u niet nog eens alle voorwaarden voor het gedeelde beroepsgeheim als uiteengezet in artikel 14 van de deontologische code te overlopen. Hoewel de voorwaarden voor een deel overeenkomen, is artikel 19 van de Kwaliteitswet op bepaalde vlakken minder strikt dan artikel 14 van de deontologische code.

    Inhoud

    Wat staat in het wetsartikel?

    Artikel 19 KW: “ De gezondheidszorgbeoefenaar deelt, mits toestemming van de patiënt als bedoeld in artikel 36, aan een ander behandelend gezondheidszorgbeoefenaar door de patiënt aangewezen om hetzij de diagnose, hetzij de behandeling voort te zetten of te vervolledigen, alle daaromtrent nuttige of noodzakelijke informatie mee.

    Op basis van dit artikel dient de klinisch psycholoog actief informatie mee te delen aan de gezondheidszorgbeoefenaar die door de patiënt is aangewezen om hetzij de diagnose, hetzij de behandeling voort te zetten of te vervolledigen.

    De patiënt dient voorafgaand en geïnformeerd toe te stemmen met een dergelijke gegevensdeling. In dat geval deelt de klinisch psycholoog systematisch en op een actieve wijze de gegevens die nuttig of noodzakelijk zijn mee aan de gezondheidszorgbeoefenaar die door de patiënt is aangewezen om de diagnose of de behandeling voort te zetten of te vervolledigen [2].

    Welke mogelijke situaties worden door dit artikel geviseerd?

    Een patiënt heeft de vrijheid om diens behandeling of diagnosestelling te laten verderzetten of vervolledigen bij een andere gezondheidszorgbeoefenaar die de patiënt opvolgt. Indien de patiënt hierom vraagt, bent u verplicht om aan deze gezondheidszorgbeoefenaar alle informatie door te geven die in dit kader nuttig of noodzakelijk is.

    Het uitwisselen van informatie hoeft niet noodzakelijk op initiatief van de patiënt. Wanneer u inschat dat het inschakelen van een ander behandelend gezondheidszorgbeoefenaar aangewezen of noodzakelijk is om de diagnosestelling of behandeling voort te zetten of te vervolledigen (bv. de huisarts of de psychiater van de patiënt), kan aan de patiënt worden voorgesteld om in dit kader informatie uit te wisselen. Geeft de patiënt hiervoor diens akkoord? Dan vindt artikel 19 van de Kwaliteitswet toepassing en moet u alle nuttige of noodzakelijke informatie doorgeven.

    Tot slot is het mogelijk dat een andere behandelend gezondheidszorgbeoefenaar rechtstreeks informatie bij u opvraagt met oog op het voortzetten of vervolledigen van de behandeling of diagnosestelling bij de patiënt. Indien de patiënt hiermee voorafgaandelijk en geïnformeerd heeft toegestemd, bent u verplicht alle informatie door te geven die hiervoor nuttig of noodzakelijk is.

    Wij zijn van mening dat artikel 19 van de Kwaliteitswet enkel van toepassing is op gegevensuitwisselingen tussen gezondheidszorgbeoefenaars. Hieronder vindt u meer informatie over waarom we deze mening toebedeeld zijn. Indien een klinisch psycholoog gegevens wenst uit te wisselen met een andere zorgactor die geen gezondheidszorgbeoefenaar is, kan dit dan ook niet gebaseerd zijn op artikel 19 Kwaliteitswet. Het volgende voorbeeld kan dit illustreren

    Een klinisch psycholoog werkzaam in een ziekenhuis begeleidt een patiënt bij wie een terminale kanker is gediagnosticeerd. De patiënt, bij wie het katholieke geloof altijd een belangrijke plaats in diens leven heeft vervuld, stelt tijdens de therapie verschillende vragen over de zin en betekenis van wat deze overkomt. De klinisch psycholoog meent dat de patiënt, naast psychologische begeleiding, ook baat zou hebben bij het raadplegen van een medewerker van de pastorale dienst. In dit geval kan de klinisch psycholoog geen gegevens delen met de pastorale werker (die geen gezondheidszorgbeoefenaar [3] is) op grond van artikel 19 Kwaliteitswet. Wij benadrukken dat dit niet betekent dat er nooit informatie kan worden gedeeld tussen een klinisch psycholoog en in dit voorbeeld de pastorale werker. De klinisch psycholoog dient zich in een dergelijk geval niettemin te beroepen op een andere uitzonderingsgrond op het beroepsgeheim, bijvoorbeeld de regels omtrent het gedeelde beroepsgeheim vervat in artikel 14 van de deontologische code.

    Gaat het om een verplichting of een mogelijkheid om informatie door te geven?

    Wanneer de hierboven beschreven situaties zich voordoen, bent u verplicht om informatie door te geven aan de andere beroepsbeoefenaar. Het gaat wel degelijk om een verplichting en niet louter om een mogelijkheid [4]. Deze plicht houdt verband met het recht van de patiënt op een vrije keuze van gezondheidszorgbeoefenaar en het recht op wijziging van die keuze (zie art. 6 WPR) [5] alsook met de vereiste van zorgcontinuïteit [6]. De plicht om, mits voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de patiënt, alle nuttige en noodzakelijke informatie uit te wisselen met een ander behandelend gezondheidszorgbeoefenaar aangewezen door de patiënt waarborgt namelijk deze patiëntenrechten en de zorgcontinuïteit.

    Hoe moet de patiënt diens toestemming geven?

    Artikel 19 van de Kwaliteitswet verwijst enkel naar de toestemming van artikel 36 van de Kwaliteitswet.

    Dit laatste artikel geeft aan dat de patiënt voorafgaand en geïnformeerd moet toestemmen, zonder te specifiëren of het om een schriftelijke of mondelinge toestemming moet gaan. Evenmin wordt verduidelijkt of een uitdrukkelijke toestemming is vereist, dan wel of een stilzwijgende toestemming volstaat [7].

    Bij koninklijk besluit kunnen wel nog verdere verduidelijkingen/preciseringen worden aangebracht over wat moet worden verstaan onder deze voorafgaande geïnformeerde toestemming [8].

    Zolang dergelijk koninklijk besluit niet wordt aangenomen, beslist u in principe zelf op welke manier u te werk gaat, maar uiteraard steeds onder uw eigen verantwoordelijkheid en in functie van uw specifieke werksituatie en patiënt. U staat daarbij zelf in voor de methodes en keuzes die u hanteert, en de gevolgen die daaruit voortvloeien (art. 25 DC).

    Hieronder vindt u een aantal overwegingen die u in aanmerking kan nemen bij het kiezen van uw werkwijze:

    Een uitdrukkelijke toestemming is steeds duidelijker dan een stilzwijgende, des te meer indien deze toestemming schriftelijk wordt bevestigd. Zeker in een conflictueuze context kan een schriftelijke toestemming aangewezen zijn. Bij een schriftelijke toestemming, voegt u deze toe aan het patiëntendossier. Dit kan een houvast bieden indien er later discussie ontstaat over het delen van informatie. Wanneer u daarentegen uitgaat van een stilzwijgende toestemming die u afleidt uit een afwezigheid van verzet, is de kans op meningsverschillen en misverstanden groter.

    U kan er ook voor opteren – zeker in gevallen waar de graad van conflict beperkter is – om geen schriftelijke toestemming te vragen, maar wel duidelijk in het patiëntendossier nota te maken van het gesprek dat u heeft gehad omtrent het delen van informatie. U kan daarbij niet enkel noteren dat dit gesprek heeft plaatsgevonden, maar ook neerschrijven welke informatie met wie gedeeld wordt voor het verderzetten of vervolledigen van de behandeling of diagnose.

    Houd tevens in het achterhoofd dat het sowieso in het belang is van de vertrouwensrelatie die u met de patiënt heeft/had en van het vertrouwen dat de patiënt meer algemeen stelt in de klinisch psycholoog om duidelijk en transparant te communiceren over welke informatie u wenst te delen met het oog op het voortzetten of vervolledigen van de behandeling of diagnose. Een uitdrukkelijke toestemming, eventueel schriftelijk, kan het gemakkelijker maken om een dergelijke communicatie tussen uzelf en de patiënt te waarborgen.

    Tussen welke gezondheidszorgbeoefenaars kan informatie uitgewisseld worden?

    Het artikel stelt niet duidelijk op wie de uitwisseling van informatie betrekking heeft. De volgende opties zijn mogelijk:

    1. enkel tussen gezondheidszorgbeoefenaars van eenzelfde zorgberoep. Een klinisch psycholoog wisselt in dit geval enkel uit met een andere klinisch psycholoog.
    2. zowel tussen gezondheidszorgbeoefenaars van eenzelfde zorgberoep als tussen gezondheidszorgbeoefenaars van verschillende zorgberoepen. Een klinisch psycholoog kan dus zowel met andere klinisch psychologen uitwisselen, als met andere gezondheidszorgbeoefenaars zoals bijvoorbeeld artsen en klinisch orthopedagogen.
    3. zowel tussen gezondheidszorgbeoefenaars van eenzelfde zorgberoep, tussen gezondheidszorgbeoefenaars van verschillende zorgberoepen als met zorgactoren die geen gezondheidszorgbeoefenaars zijn.

    Hoewel we hierover weinig zekerheid hebben, veronderstellen we dat het gaat om de tweede mogelijkheid. Dit past binnen de vrijheid van de patiënt om diens behandeling of diagnosestelling te laten verderzetten of vervolledigen bij een andere gezondheidszorgbeoefenaar, ongeacht diens beroep alsook binnen de mogelijkheid in de praktijk om een patiënt door te verwijzen naar een andere gezondheidszorgbeoefenaar (bijvoorbeeld het doorverwijzen van een patiënt door de klinisch psycholoog naar een psychiater, of door een huisarts naar een klinisch psycholoog). Dit betekent dat dit artikel zowel betrekking heeft op informatie-uitwisselingen tussen klinisch psychologen onderling, als met andere gezondheidszorgbeoefenaars zoals bijvoorbeeld artsen, klinisch orthopedagogen…

    Gelet op het feit dat het beroepsgeheim de regel is en alle uitzonderingen hierop strikt geïnterpreteerd moeten worden, zijn wij verder van mening dat op basis van artikel 19 Kwaliteitswet geen informatie uitgewisseld kan worden met zorgactoren die geen gezondheidszorgbeoefenaars zijn. Voor een dergelijke informatie-uitwisseling dient u zich dan ook te beroepen op andere uitzonderingen (bv. het gedeelde beroepsgeheim).

    Aandachtspunt! De persoon met wie u uitwisselt moet altijd een behandelend gezondheidszorgbeoefenaar zijn. Dit betekent dat de patiënt en deze gezondheidszorgbeoefenaar al een behandelrelatie hebben opgestart of beiden ermee akkoord gaan een behandelrelatie te zullen opstarten.

    Welke informatie wordt doorgegeven?

    Alle informatie die nuttig of noodzakelijk is om de behandeling of diagnose voort te zetten of te vervolledigen.

    Merk op dat dit ruimer is dan het gedeelde beroepsgeheim in de deontologische code. De deontologische code spreekt enkel over noodzakelijke informatie (need-to-know vs. nice-to-know), terwijl in het kader van artikel 19 van de Kwaliteitswet ook alle nuttige informatie moet worden doorgegeven.

    Echter, vanaf wanneer kan informatie als nuttig dan wel noodzakelijk worden bestempeld? Dit is een onderscheid dat niet makkelijk te maken is in de praktijk. Het is vooral belangrijk dat u afweegt welke informatie nodig is om een goede en continue zorg te verlenen in het belang van de patiënt. Alles wat in deze context niet relevant is, geeft u niet door.

    Op welke manier moet deze informatie worden gedeeld?

    Artikel 19 van de Kwaliteitswet bepaalt niet op welke manier u informatie moet overdragen: is het nu schriftelijk of mondeling, elektronisch of op papier, via een kopie van (onderdelen van) het patiëntendossier of via een verslag?

    Welke manier het meest gepast is, hangt af van de specifieke situatie. U vertrekt hierbij vanuit het belang van de patiënt en de continuïteit van zorg. Bij twijfel gaat u best in overleg met de patiënt en/of met de andere gezondheidszorgbeoefenaar. Vergeet ook niet dat de doorgegeven informatie minstens nuttig moet zijn voor de diagnose en/of de behandeling. Niet-relevante informatie mag u niet doorgeven. Artikel 19 van de Kwaliteitswet vereist dan ook zelden een kopie van het volledige dossier [9]. Wij geven hierbij mee dat u als klinisch psycholoog persoonlijk verantwoordelijk bent voor de keuzes die u maakt en de methodes die u toepast, alsook de gevolgen die hieruit voortvloeien (zie art. 25 DC).

    TIP: Stelt u een verslag of een verwijsbrief op? Voeg deze ook toe aan het patiëntendossier. Vermeldt op het verslag of de verwijsbrief ook steeds de datum, bestemmeling en de finaliteit ervan.

    Referenties

    [1] De gezondheidszorgbeoefenaar in de zin van de Kwaliteitswet omvat de WUG-beroepsbeoefenaar (met inbegrip van de klinisch psycholoog) en de beoefenaar van een niet-conventionele praktijk, als bedoeld in de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen (zie art. 2, 2° KW). De wet van 29 april 1999 beschouwt de volgende praktijken als niet-conventioneel: homeopathie, osteopathie, acupunctuur en chiropraxie.

    [2] Memorie van toelichting wetsontwerp inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3441001, 31.

    [3] Zie voetnoot 1.

    [4] Zie ook H. NYS, “De regels en de voorwaarden voor de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen” in Gezondheidszorgberoepen, Wolters Kluwer Belgium, Mechelen, 2020, p. 759.

    [5] Memorie van toelichting wetsontwerp inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3441001, 31.

    [6] Verslag van de tweede lezing, A. CAPOEN, wetsontwerp inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, Parl.St. Kamer 2018/19, nr. 3441/008, 8.

    [7] Het patiëntendossier en de toegang tot en de doorstroming van gezondheidsgegevens tussen gezondheidszorgbeoefenaars in het raam van de Kwaliteitswet in T. VANSWEEVELT e.a. (eds.), De Kwaliteitswet, Antwerpen, Intersentia, 2020, 145.

    [8] Artikel 36, derde lid KW.

    [9] T., Vansweevelt en N. Broeckx, “Rechten met betrekking tot het patiëntendossier” in T. Vansweevelt en F. Dewallens (eds.), Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk, Antwerpen: Intersentia 2022, 600.


     
    Deel deze pagina